De belangrijkste vaarregels
Op het water gelden andere voorrangsregels dan op de weg. Rijkswaterstaat heeft ze in de brochure Regels en tips voor een veilige recreatievaart op een rijtje gezet.
- Als u stuurboordwal vaart (aan de rechterkant), heeft u voorrang op schepen die dat niet doen.
- Kleine schepen (tot 20 meter lengte) moeten voorrang verlenen aan grote schepen (langer dan 20 meter). Sleep- en duwboten, veerponten,passagiersschepen en vissersschepen hebben echter altijd de rechten van ‘groot’, ook als ze korter zijn dan 20 meter.
- Een kleine motorboot (tot 20 meter) moet voorrang verlenen aan een klein zeilschip (tot 20 meter) of een roeiboot, als hun koersen elkaar kruisen en geen van de schepen stuurboordwal vaart. Een grote motorboot moet in deze situatie voorrang geven aan een groot zeilschip. Een roeiboot moet in deze situatie voorrang verlenen aan een klein zeilschip.
- Voor kleine motorschepen onderling geldt: het schip dat van stuurboord nadert, gaat voor.
- Een klein zeilschip met het zeil over bakboord heeft voorrang op een klein zeilschip met het zeil over stuurboord. Varen ze met het zeil over dezelfde kant, dan wijkt loef voor lij, oftewel: het schip dat het hoogst aan de wind vaart, heeft voorrang.
- Wie vanuit een nevenvaarwater een hoofdvaarwater opvaart, mag andere vaarweggebruikers niet hinderen. U moet dan voorrang verlenen aan alle schepen op het hoofdvaarwater.
En een aantal ,regels´ die veel te maken hebben met gezond verstand:
- Verander niet plotseling van koers.
- Anker niet bij bruggen en sluizen.
- Houd het midden van het vaarwater vrij.
- Oefen met het snel starten van je motor.
- Hou altijd rekening met de dode hoek op beroepsschepen.
- Controleer je brandstofpeil dagelijks.
- Stuurman-zijn en alcohol drinken gaan niet samen!